“Die film zit nu in mijn hoofd!”

27 september 2012

Jutta is 10. Sinds ze drie weken geleden naar een horrorfilm gekeken heeft, heeft ze schrik. Ze durft niet meer alleen naar haar kamer. Ze kan niet meer alleen in slaap vallen ’s avonds. Dat komt omdat, zoals ze zelf zegt, die vreselijke film nu in haar hoofd zit. “Ik weet wel dat die film in de televisie zit, en dat de moordenaar een acteur is en dus eigenlijk niet bestaat, maar het voelt niet zo. Als ik in mijn kamer ben, denk ik aan de film en dan is het alsof die moordenaar in ons huis rondsluipt … hij verstopt zich op zolder denk ik dan, en de zolderdeur is in mijn kamer … en hij kan dus zo mijn kamer in … hij staat al achter de deur denk ik dan verder … en dan ben ik heel bang en ga zo plat als ik kan onder mijn deken liggen zodat hij mij niet ziet liggen …”

Jutta is haar gevoel van basisveiligheid kwijt. Sinds ze naar die horrorfilm gekeken heeft, staat ze elke avond doodsangsten uit. De film heeft haar getraumatiseerd: ze raakt de angst die ze voelde bij het kijken niet meer kwijt. Het is alsof haar lijf maar niet kan geloven dat het gevaar ondertussen geweken is.

“Wat zou je doen, Jutta, als de moordenaar binnen komt?”, vraag ik. “Niets”, zegt ze verslagen,”ik kan niets doen, want het gaat allemaal te snel: voor ik iets kan doen, staat hij al aan mijn bed. Ik ben zo bang dat hij mij pijn gaat doen.”

Algemeen gezien zijn er drie soorten reacties mogelijk op ‘gevaar’: vluchten, vechten of ‘bevriezen’. Jutta bevriest – een typische reactie bij trauma: ze verstijft van angst, voelt zich geheel machteloos, overgeleverd aan de vijand. Om haar uit de angst te krijgen, moet ik proberen haar vlucht- en vechtreacties aan de praat te krijgen. Uit de angst, in de actie. Als het me lukt Jutta te doen geloven in haar eigen kracht, haar eigen verdedigingsmogelijkheden, als ze een gevoel van controle over de situatie krijgt, zal de angst vanzelf verdwijnen.

“Hoe zou je je beter kunnen voorbereiden? Hoe kan je er voor zorgen dat jij sneller bent dan de moordenaar? Dat je hem te slim af bent?” vraag ik. Jutta denkt lang en ingespannen na en zegt dan: “Als we de deur naar zolder open laten, en het licht op zolder aan doen, dan hoor ik hem vroeger komen.” “Wat nog meer?”, vraag ik. “Een valstrik boven aan de trap? Is dat een idee?”, opper ik. Nu is Jutta vertrokken: “Touwen spannen op zolder, voetzoekers en blikjes zetten op de trap – dan valt hij en breekt zijn benen nog voor hij beneden in mijn kamer is. Ik kan ook mijn judogrepen oefenen met papa. Als hij dan naar beneden gedonderd komt, kan ik hem wel aan!”, zegt ze fier. “En ik neem ook een stok mee in bed, daar kan ik hem mee slaan als hij op de grond ligt. En een walkie talkie naast mijn bed, om mama en papa te roepen.”

Jutta heeft dezelfde dag nog, samen met haar mama en papa, haar valstrikken uitgezet. Ze slaapt nu al een week alleen en zonder angst. “Ze ligt als een koene ridder in haar bed”, vertelt haar mama aan de telefoon, “met haar zwaard in haar handen, zelfverzekerd, klaar voor de strijd.”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

PLANKGAS

Geen rem op je stem

Illustration

Blog van psychotherapeute Ybe Casteleyn

L'arbre qui pousse

Etre parent est un art qui se cultive !

%d bloggers liken dit: