Françoise vertelt dat ze steeds zo verdrietig wordt als haar kleinzoon van 15 ‘pubergedrag’ vertoont. Als hij bijvoorbeeld zijn schouders optrekt, of tegen zijn zin de afwasmachine moet uitruimen. Ze zegt: “Ik kan het plaatsen, het is normaal gedrag. Ik kan er ook mee omgaan: gedecideerd en open en zacht blijven tegelijk. Ik heb zelf twee kinderen opgevoed, het is niet dat ik niet weet hoe het moet. Het probleem is dat ik er zelf zo verdrietig van wordt dat ik nadien nog uren lang zou kunnen huilen en nog dagenlang hartpijn heb.”
Ik vraag aan Françoise om haar familie op te stellen met behulp van de poppetjes. Ze begint met een bloem. Rond de bloem zet ze zichzelf, haar twee dochters en twee kleinkinderen. Het is een mooi, warm beeld. “En de mannen, de vaders?”, vraag ik. “We zijn alle drie gescheiden”, zegt Françoise en ze zet haar ex-man en de ex-mannen van haar dochters verder weg, met hun ruggen naar de vrouwen en kinderen gedraaid. “Het is zo jammer, zegt ze, maar het lukt de mannen in onze familie niet hun vaderrol op te nemen. Ze zijn afwezig, niet echt geïnteresseerd in hun kinderen – de ene leeft voor zijn werk, is altijd in het buitenland, de andere zit dag en nacht aan de computer, speelt spelletjes als was hij zelf nog een kind en de derde drinkt. In onze familie zijn het de vrouwen die voor een warm nest zorgen, die voor verbinding en liefde zorgen. Daar staat de bloem in het midden symbool voor.”
“En jij hebt schrik dat je kleinzoon wordt als de mannen in je familie? Als hij uit verbinding gaat, afstand neemt, even niet mee wil in het warme nest … wat gebeurt er dan bij jou?”, vraag ik. “Ik heb schrik dat hij de verbinding dan helemaal verliest. De weg terug niet meer vindt. Net zoals zijn vader. En zijn grootvader. En ook net zoals ik, vroeger. Want ik weet wat het betekent als je de verbinding verliest. Toen ik zo oud was als mijn kleinzoon nu was ik de verbinding met alles en iedereen kwijt, ook met mezelf. Ik vond het leven niet meer de moeite waard, en heb geprobeerd zelfmoord te plegen… Ik heb me mijn hele jeugd lang alleen, moederziel alleen en verloren gevoeld. Door er nu over te praten, herinner ik het me weer, hoe vreselijk mijn eigen puberteit wel was… en kan ik zien dat het mijn eigen verdriet is dat ik op mijn kleinzoon projecteer… alsof ik weer dat meisje van vijftien wordt als mijn kleinzoon iets zegt of doet waardoor de verbinding, de liefde tussen ons even wegvalt.”
Het gedrag van haar kleinzoon maakt bij Françoise pijnlijke herinneringen los uit haar eigen jeugd. Dit inzicht is erg belangrijk voor Françoise: ze begrijpt zichzelf plots veel beter én haar angst om haar kleinzoon wordt er vele malen kleiner door. Als ze onderscheid kan maken tussen wat van haar is en wat van hem is, tussen oude emoties en situaties van vandaag, tussen ‘haar eigen innerlijk kind troosten’ en ‘haar kleinkind begeleiden’, zal Françoise geen last meer hebben van ‘overdreven’ verdriet na bezoek van haar kleinzoon. De herinnering aan ons gesprek en deze nieuwe manier van naar zichzelf kijken, zullen haar daarbij helpen.
De rest van de tijd praten we over hoe Françoise en haar dochters de kinderen zouden kunnen helpen om te gaan met hun ‘afwezige’ vaders. We zetten de poppetjes anders: de vrouwen en kinderen nog steeds dicht bij de mooie bloem – maar niet meer krampachtig en gesloten eromheen. En de mannen, de vaders komen meer in beeld. Want kinderen steunen in hun zoektocht naar verbinding met de vader, kan alleen door samen te kijken naar wat is en door samen te bespreken wat nodig is, wat deugd zou doen, en wat mogelijk en haalbaar is. Alleen zo kan hartpijn vermeden, verzacht, samen gedragen worden.

Geef een reactie