Birgit zegt: “Ik voel alleen maar woede, altijd alleen maar woede. Of ik nu verdrietig, ontgoocheld, gefrustreerd, angstig of onzeker ben, als ik onder de oppervlakte kijk is er alleen maar één grote berg allesverterende woede. Het is alsof ik altijd onder spanning sta, al mijn spieren stijf van de adrenaline, klaar om aan te vallen. Als er iets gebeurt, als iets moeilijk is, ga ik direct van nul naar 100 – als een raket schiet ik vol met woede. Ik kan niet anders. Ik ben niet anders. Als er iets negatiefs gebeurt, lijkt het alsof ik woede wordt. Woede en niets anders.”
Birgit is als kind jarenlang mishandeld door haar ouders. Ze is veelvuldig geslagen en geschopt. Haar ouders hadden oncontroleerbare woede-aanvallen. En daar was Birgit de dupe van. Birgit wist nooit wat te verwachten als ze van school kwam. Ze had geen idee welk gedrag wél en welk gedrag niet voor een woede-uitbarsting zou zorgen. Het was pure willekeur. Afhankelijk van het humeur van haar ouders.
Birgits ‘emotionele opvoeding’ kan samengevat worden in één woord: “woede”. Woede is wat ze gezien heeft, woede is wat ze goed kent. Oncontroleerbaar. Allesoverheersend. Gevaarlijk. Steeds weer. Woede heeft Birgits jeugd bepaald. Het heeft haar ik-gevoel, haar ontwikkeling als persoon en haar blik op de wereld mee vorm gegeven. Het heeft invloed gehad op hoe ze denkt, voelt en handelt. Het heeft van haar gemaakt wie ze is: een vrouw die woede zo goed kent dat ze denkt dat ze woede ‘is’.
Dat is wat chronisch jeugdtrauma met je doet: het neemt bezit van je, het kneedt en boetseert je.
In Birgits woorden: “Je groeit op en denkt dat je gewoon bent wie je bent. Tot je erover nadenkt wie je geworden zou zijn als de omstandigheden anders waren geweest. Tot je bedenkt wie je zou kunnen zijn als je ervan geneest.”
Geef een reactie